In Estland mag het gebruik van internet dan tot in het diepst van de
maatschappij zijn doorgedrongen, ook zonder tablet kunt u er genieten.
Van de natuur bijvoorbeeld.
De teleurstelling is groot bij de passagiers. De wifiverbinding van de bus werkt niet. Wat nu te doen? Dan maar naar buiten kijken naar de Estse leegte met de spaarzame huizen en eenzame kerktorens. Wandelgids Marko Poolamets (36) brengt redding. Via zijn telefoon kan door middel van tethering toch worden gesurft. Meteen gaan alle blikken naar de smartphones. Al maakt Poolamets daar zelf een eind aan. “Ik stop ermee. Mijn telefoon wordt warm.”
Estland is het internetwalhalla. Dat begint al in de hal van het vliegveld van de hoofdstad Tallinn. Bij een winkel is voor drie euro per dag een tablet te huur. Die kun je naar hartenlust gebruiken. Geen enkel café, hotel of restaurant doet moeilijk over het gebruik van wifi. Geen gedoe met wachtwoorden of tijdslimieten. En alles gratis. Even internetten op een veerboot naar een Ests eiland, geen probleem. Op een plein in Tallinn, waar buiten op treden inwoners kijken naar een basketbalwedstrijd, vult het wifiwaaierteken zich met minstens twee streepjes.
E-stonia, zo noemt de Estse president Toomas Hendrik Ilves zijn land graag. Verwijzend naar de vertaling van Estland in het Engels, Estonia. Het Baltische land kan niet opboksen tegen de mankracht van de Verenigde Staten, Duitsland en China. Dus zette deze voormalige Sovjetrepubliek sinds de onafhankelijkheid in 1991 in op efficiëntie: internet. Het elektronisch stemmen, de elektronische handtekening en het elektronisch parkeren zijn volledig ingeburgerd. Kinderen leren op school met een iPad. Internet is in de Estse samenleving net zo vanzelfsprekend als autorijden, lezen of boodschappen doen.
Zonder wifi jakkert de bus door het lege landschap. Huizen staan als eilanden, slechts omgeven door groen. Tegenliggers zie je zelden. Laat staan een stoplicht. Estland telt 1,3 miljoen inwoners, waarvan 400.000 zielen in Tallinn, en is anderhalf keer zo groot als België. De leegte staat aan de basis van het ontstaan van het internetbelbedrijf Skype, grapt de 35-jarige Kristiina Ojamaa van het Estse Bureau voor Toerisme vooraan in de bus. “Esten wonen ver van elkaar vandaan. Geen wonder dat we Skype hebben uitgevonden.”
In zo’n omgeving is er alle ruimte voor de natuur. Eenmaal aangekomen bij het noordwestelijke natuurgebied Nõva staan op een veredelde parkeerplaats enkele auto’s. Een bord wijst op het verbod van alcohol drinken in combinatie met zwemmen. In het weekend stroomt het vol met Esten die hier overnachten, vertelt wandelgids Poolamets. De meeste bewoners groeien op met de natuur. “Ze hebben geen gids nodig, want ze weten zelf alles.” De liefde voor de natuur komt zelfs tot uiting in het geloof. Menig Est hangt het neo-paganisme aan, waarbij de natuur wordt vereerd.
Nõva valt het beste te bedwingen met räätsad, sneeuwschoenen. Het is een drassig heidegebied met onopvallende kuilen. De sneeuwschoenen geven meer steun. Poolamets wijst op eetbare wilde bessen, zoet van smaak, en oranje-rode paddenstoelen. Door een verrekijker tuurt hij naar een adelaar, maar het nest is leeg. Everzwijnen en uilen complementeren de wildernis.
De adelaars mogen in Nõva niet thuis zijn, het eveneens noordwestelijke natuurgebied Silma maakt hun afwezigheid meer dan goed. Vanaf een uitkijktoren tuur je over lagunes, waterwegen en eilandjes. Met de verrekijker zoek je naar de hoofdpersonen van dit gebied: trekvogels.
Vliegend uit Afrika en Spanje komen in Silma duizenden trekvogels op kracht om vervolgens door te reizen naar Scandinavië. Groepjes rusten uit in het water. Alleen hun gesnater en gefluit verbreken de stilte. Tegen de pracht van kraanvogels, wilde eenden, knobbelzwanen en brilduikers kan geen wifistreepje op.
Compact en met een diversiteit aan dieren en planten, zo roemt Poolamets de Estse natuur, waar ook lynxen, beren en elken rondlopen. “Wat je hier in korte tijd kan zien, daarvoor moet je in Finland lange afstanden maken.”
Op weg naar het westelijke eiland Muhu heeft de buschauffeur de wifiverbinding aan de praat gekregen. Met het internet bewijst het jonge Estland dat het mee wil met de vaart der volkeren. Juist deze dynamiek spreekt de 57-jarige Amsterdamse ondernemer Martin Breuer aan. Hij opende in 1997 op Muhu hotel Pädaste. “Het is in Estland fascinerend, vol energie en springlevend”, zegt hij in de lobby. “Alles kan.”
De gedachten gaan van Muhu naar Tallinn. Niet naar het middeleeuwse centrum, genoteerd op de UNESCO-werelderfgoedlijst, waar oudere toeristen struinen tussen de kerken, stadsmuren, pleinen en kleurrijke panden. Maar naar voormalige industrieterreinen als de Rotermannwijk en een vroegere spoorwegfabriek in de hippe wijk Kalamaja. Beide liggen op loopafstand van de oude stad.
Zij zijn het terrein van hipsters, waar ze tussen werkloze schoorstenen en moderne architectuur winkelen, werken, eten en drinken. Wijnbar Pokaal en biercafé Pudel op het spoorwegterrein delen dezelfde ingang: linksaf voor het bier en naar rechts voor de wijn. Verderop is het bij F-hoone onder fabriekslampen goed en betaalbaar eten. ’s Avonds valt gedrum en gitaarmuziek te horen in een leegstaand gebouw dat volgespoten is met graffiti. Een verdieping lager wordt gezweet in de fitnessruimte.
Deze wereld voelt ver weg in hotel Pädaste, dat de geest van Estland uitstraalt. Vloeiend gaat het hotelterrein over in de natuur. Misschien wel het meest voelbaar als de hotelgasten op het vijftiende-eeuwse landgoed nog slapen en de zon net op is. Eenmaal buiten de lage stenen omheining scheert het gezoem van insecten langs, fluiten vogels hun deuntje en ligt het water er in de inhammen van de Baltische Zee rimpelloos bij. Op een steiger staan ligbedden, vochtig van de dauw. Enkele meters verder een rond houten bad met uitzicht op bossen en het water. De stilte is overweldigend.
In het bijbehorende restaurant Alexander, vier maal verkozen tot het beste van het land, komt de natuur terug op het bord. Het restaurant, mede geïnspireerd door de Scandinavische keuken van het Deense toprestaurant Noma, baseert zich op de invloeden van de seizoenen en gebruikt planten uit eigen tuin.
Pädaste heeft oog voor de natuur, maar wel met een iPad op de hotelkamer. Hoe kan het ook anders in Estland.
Dit artikel stond op 25 januari in Het Parool.
Foto: Hotel Pädaste.